14de-eeuws Nederlands dichter, die onder de titel Dat scaecspel (uitg. d. G.
H. v. Schaick Avelingh, Leiden 1912) een vrije vertaling gaf van Jacobus de Cessolis’ Ludus Scaccorum, bevattende een moralisatie door toepassing van de diverse schaakstukken op de verschillende maatschappelijke standen, op dezelfde wijze als in die tijd of kort daarna ook het kaatsen, het kaartspel en trouwens ook de bijenmaatschappij, de grammatica, de rechtspraktijk, de mythologie, de vrouwenkleding, enz. symbolisch of allegorisch in dicht- of prozawerken werden geïnterpreteerd.
