is in de Oudnoorse mythologie de naam van een godin, die in de Edda* slechts enkele keren wordt genoemd. Zij heet de moeder van Thor* en de vrouw van Odin* en komt dus geheel overeen met de godin Jord, wier naam „aarde” betekent.
Als mannelijke tegenhanger wordt Fjorgynn genoemd, die de vader van Frigg* is en dus eveneens een chthonische godheid zal zijn geweest. De naam van de godin laat zich het beste verklaren als verwant met het Gotische woord fairguni (berg). De mannelijke god heeft men wel gelijk gesteld met de Litause dondergod Perkunas, de Slavische dondergod Perunŭ en de Indische regengod Parjanya; dan zouden zij zich dus uit een Indogermaanse dondergod hebben ontwikkeld. Daartegen bestaan echter bezwaren van zakelijke en taalkundige aard. Het is veeleer aan te nemen, dat Fjorgynn een betrekkelijk jonge figuur is in de Oudnoorse mythologie, die in aansluiting aan de vrouwelijke godheid gevormd is en als een andere naam van Njord* werd gebruikt.