Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

FARCES

betekenis & definitie

of „kluchten” vormden, tezamen met moralités (zinnespelen), sermons joyeux (komische preken) en soties (zotternijen), het profane theater in de Franse middeleeuwen, dat zich sinds de 13de eeuw naast — en gedeeltelijk uit — het godsdienstige ontwikkeld heeft. De naam farsa komt waarschijnlijk van het Latijnse farcire en betekent dan „opvulsel”, dus grappig tussenspel in een ernstig toneelstuk.

De farces ademen precies dezelfde realistische geest en dramatiseren dezelfde onderwerpen als de beschrijvende fabliaux* of „boerden”. Men heeft echter geen organisch verband tussen beide kunnen aantonen. De farces komen vooral in de 15de en 16de eeuw snel op, en sommige, als de Farce de Maître Pathelin, de Farce du Cuvier en de Farce de la Comette worden tot op de huidige dag gespeeld. In de 17de eeuw hebben Molière en Lesage er ook geschreven. Maar het overgrote deel van de meer dan 100 Franse kluchten is te plat, om nog in een hedendaagse schouwburg te worden opgevoerd. Men kan echter verscheidene boulevardstukken van de 20ste eeuw als verfijnde farces beschouwen.PROF. DR M. VALKHOFF

Uitg. o.a.: Le Roux de Lincy et F. Michel, Recueil de farces, moralités et sermons joyeux (Paris 1837), 4 vol.; P. L. Jacob, Recueil de farces, soties et moralités du XVe siècle (Paris 1850); E. Fournier, Le théâtre français avant la Renaissance, 1450-1550 (Paris 1872) ; E. Philipot, Trois farces du Recueil de Londres (Le Gousturier et Isopet, Le Cuvier, Maistre Mimin Estudiant) (Rennes 1931); R. T. Holbrook, Maistre Pierre Pathelin. Farce du XVe siècle (Paris 1924) (Class. franç. du m.-â.).

Lit.: L. Petit de Julie ville, Répertoire du théâtre comique en France au moyen-âge (Paris 1886) ; Idem, Les Comédiens en France au moyen-âge (Paris 1885); G. Cohen, Le Théâtre en France au moyen-âge. II. Le Théâtre profane (Paris 1931).

< >