zetel met armleuningen maar zonder rug, oorspronkelijk opvouwbaar, in gebruik bij de liturgische diensten in de Katholieke Kerk, door de bisschop of prelaat, als van de troon niet gebruik kan worden gemaakt, zoals op Goede Vrijdag, of als hij slechts coadjutor is. Er wordt een kussen in gelegd, waarover een zijden doek, die aan weerszijden afhangt, in de liturgische kleur.
Soms ook als bidstoel gebruikt.