(Arabisch woord voor arm), naam waarmee oorspronkelijk alleen Mohammedaanse bedelmonniken werden aangeduid, terwijl thans de naam algemeen geldt voor alle Indische bedelmonniken, die van aalmoezen leven en zich allerlei wrede lichaamskwellingen opleggen zgn. uit mystieke aandrang. De meesten zijn onwetend, lui, vuil en onbeschaafd.
Er bestaan onderscheiden klassen van fakirs en zij worden gewoonlijk door het volk met eerbied bejegend. Andere klassen echter als bijv. de Aghoris, die een dierlijk bestaan leiden (uit misprijzen voor het aardse eten zij krengen en drinken zij urine), worden algemeen misprezen en verafschuwd. Dit neemt niet weg, dat de fakirs in sommige gebieden een grote invloed uitoefenen. Bij ons zijn de fakirs vooral bekend door de buitengewone, ja onbegrijpelijke behendigheid, waarmee zij allerlei goocheltoeren en schijnbaar bovennatuurlijke handelingen verrichten (z ook yoga en yogin).Lit.: R. Schmidt, Fakire und Fakirtum im alten und Modernen Indien (19212).