noemt men het samenstel van een zware paal of koning in de bodem van een haven, rivier of kanaal ingeheid en meestal vier, schoorpalen, waarmede hij door bouten en ijzeren banden stevig verbonden is. De koning reikt hoger dan de schoorpalen en dient tot het vastmaken van trossen, tot het vastleggen of verhalen van schepen enz.
Om het schip tegen de dukdalf te laten steunen wordt soms één schoorpaal weggelaten; zo’n dukdalf heet wel hanepoot. Voor het vastmeren van grotere schepen wordt de tros wel lager om de schoorpalen gelegd en het naar boven slippen belet door klampen of zgn. kiezen op de schoorpalen.Dukdalven worden ook gemaakt van palen van gewapend beton, alsmede van ijzeren palen (bijv. Union-kokerprofielen; zie damwand); deze laatste worden verticaal ingeheid en boven water stevig gekoppeld. Naar gelang van de gevorderde sterkte neemt men het aantal palen groter; dergelijke dukdalven vormen de overgang naar meerstoelen, die nodig zijn voor grote zeeschepen en drijvende dokken.