naam van de wijze mannen en vrouwen in de Javaanse maatschappij, die ten gevolge van hun bijzondere relaties met de geesten meer weten dan de andere mensen en o.a. op de hoogte zijn van de middelen om bezetenen en zieken te genezen. Zij zijn meer „medicijnmannen” dan geneeskundigen en werken meer met belezen en andere magische middelen.
Hun invloed onder het volk is groot, ook nu nog, nu het aantal wetenschappelijk gevormde artsen en vroedvrouwen snel toeneemt. Onder de Tenggerezen treden de doekoens ook als priesters op.