Perzisch dichter (Balch 1207-Konia 16 Dec. 1273). Zijn vader was uit Balch voor de aanrukkende Mongolen gevlucht naar Konia in Klein-Azië en zijn zoon volgde hem daarheen.
Laatstgenoemde was hier tot zijn dood als godsdienstig leider werkzaam en werd er de stichter van de Mewlewi’s, de mystieke orde van de zgn. „draaiende Derwisjen”. Zijn Diwan bevat schone en diepzinnige mystieke gedichten en is laatstelijk met vertaling uitgegeven door R. A. Nicholson (London 1908). Nog bekender is het grote mystieke gedicht Methnewî-i Ma’newî. Het bestaat uit meer dan 40.000 tweeregelige coupletten en is in 6 boeken verdeeld, waarin zedespreuken, beschouwingen, legenden en verhalen elkander afwisselen. Een volledige uitgave met Engelse vertaling van dit werk, door Nicholson, verscheen van 1925 tot 1934 in 6 dln in de Gibb Memorial Series te Londen. Een commentaar, eveneens door Nicholson, bracht het niet verder dan één deel, verschenen in 1937, dat de eerste beide boeken behandelt. Een Duitse vertaling van het eerste deel bew. G. Rosen (1849, herdr. 1913). Vooral in Turkije, waar de Mewlewi-orde vroeger verbreid was, heeft dit werk steeds hoge verering genoten.