in de regel gebruikt in dezelfde zin als mantiek (verder zie orakel). In de nieuwere godsdienstpsychologie wordt de uitdrukking gebezigd voor het religieuze kenvermogen; de mens, die divineert, verstaat een gebeurtenis, ding of persoon als „teken” van iets anders, goddelijks; hij herkent in de wereld van de verschijnselen het heilige.
Op voorgang van Schleiermacher en Fries wordt het woord in deze zin door Rudolf Otto gebruikt.