(1, filosofie) der tegenstellingen of „coincidentia oppositorum”: het samenvallen van de tegenstellingen, van het grootste en het kleinste enz. Volgens Nicolaas van Cusa, Giordano Bruno en Schelling vindt dit inderdaad in God plaats.
(2) noemt men in de meetkunde het samenvallen van twee figuren, bijv. van twee punten of rechten. Zo spreekt men van een coïncidentiepunt P van een verwantschap tussen de punten van twee figuren F1 en F2 wanneer P als punt van F1 — op grond van de verwantschap — met P (als punt van F2) correspondeert.