L. is de naam van een plantengeslacht uit de familie der Vlinderbloemigen (Papilionaceeën). Het onderscheidt zich door een 5-spletige kelk, waaronder 2 schutbladeren, een bloemkroon met grote vlag, 10 één- of tweebroederige meeldraden, een gesteeld vruchtbeginsel met een behaarde stijl en een brede stempel en een smalle, platte, 2-kleppige, veelzadige peul. Het telt in de warmere delen van Amerika en Azië ca 25, vaak klimmende soorten van kruiden en struiken met 3-tallige of gevinde bladeren en met grote, verschillend gekleurde bloemen, alleenstaand in de bladoksels of in trossen.
Van de soorten vermelden wij: C. Ternatea L., een Oostindischelinkswindende heester met oneven gevinde bladeren, meest met 5 ovale blaadjes, en met gewoonlijk alleenstaande donkerblauwe bloemen, waarvan de vlag een witte voet en gele middenstreep vertoont, een onder de naam Kembang telang als sierplant vaak gekweekte soort; C. virginiana L. (syn. Centrosema virginianum Benth.), die in Noord-Amerika en West-Indië groeit en fraaie lichtblauwe of purperrode bloemen draagt, en C. mexicana Lk. (syn. C. Mariana L.) met donker-purperrode bloemen en in Mexico en Oost-Indië groeiend.