wijsgeer der Franse Verlichting (Parijs 16 Jan. 1715 - 26 Dec. 1771), stamde uit een geslacht van Nederlandse geneeskundigen, was van 1738 tot 1751 pachter-generaal, doch wijdde zich meer en meer aan de wijsbegeerte. Toen zijn werk De l’esprit — dat onder invloed van Locke staat — door de Sorbonne veroordeeld werd en het op last van het parlement in het openbaar werd verbrand, ondernam hij enkele reizen, waarbij Frederik II hem te Potsdam met onderscheiding ontving.
Zijn standpunt is sensualistisch : de zintuiglijkheid is de enige kennisbron en verder een materialistisch getint utilisme: het egoïsme (l’intérêt) is de enige norm van handelen, hetzij individueel, hetzij collectief.Bibl.: De l’esprit (1758); De l’homme, de ses facultés et de son éducation (posthuum 1772); Œuvres complètes (o.a. 1776).
Lit.: G. Plechanow, Beiträge zur Gesch. des Materialismus (1896); W. Arnd, Das ethische System des H. (1904); A. Keim, H., sa vie et son œuvre (1907) ; Nieuw Ned. Biogr. Woordenboek III (1914); M.
Grossman, The philosophy of H., diss. Columbia Univ. New York (1926); L. Lafond, La dynastie des H., diss. Paris (1926) ; W. H.
Wickwar, H. and Holbach, in: Ideas of some Great French Thinkers (ed. F. J. C. Heamshaw, London 1930, Ch. VIII).