heet de voorzanger in de synagoge. Het woord komt uit het Assyrisch.
In vroeger tijden noemde men chazan degene, die in de synagoge diensten verrichtte, het gebouw bewaakte, die hen, die geroepen werden om uit de Thora voor te lezen, waarschuwde. De voorzanger, zoals men die tegenwoordig kent, kwam in talmoedische tijden nog niet voor. Toen werd nu de een, dan de ander opgeroepen om de gebeden te zeggen en men noemde zulk een dienstdoende baäl tefila (heer des gebeds) of scheliach-tsiboer (afgezant van de gemeente). Hoe langer hoe meer is de chazan tot een zanger geworden, aan wiens stem men hoge eisen stelt en van wie men verlangt, dat hij de traditionele gezangen der synagoge (chazanoeth) kent.