Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Charles Joseph Ignace Marle WELTER

betekenis & definitie

Ned. R.K. staatsman (’s-Gravenhage 6 Apr. 1880), werd in 1902 ambtenaar Binnenlands Bestuur in Ned.-Indië. .

Van 1911-1915 was hij werkzaam op het dep. van Koloniën in Nederland, in 1917 werd hij gouvemements-secretaris en in 1921 Algemeen Secretaris. Hij oefende een zeer grote invloed uit. Een door hem als lid van de commissie tot herziening der Ind. Staatsregeling ingediende minderheidsnota (in conservatieve zin) werd door de regering gevolgd.

In 1924 werd hij lid van de Raad van Indië, in 1925 minister van Koloniën (tot Nov.), in 1926 opnieuw lid van de Raad van Indië, in 1929 vicepresident.

Na zijn ontslag (1931) gerepatrieerd, werd Welter voorzitter van een commissie tot verlaging der staatsuitgaven. Zijn in 1932 uitgebrachte rapport, dat drastische bezuinigingen voorstelde, werd scherp becritiseerd en slechts ten dele uitgevoerd. Van Juni 1937 Juli 1939 was hij opnieuw minister van Koloniën, vervolgens wederom sedert Aug. 1939 in het kabinet-De Geer. waarmee hij in Mei 1940 naar Engeland uitweek. In Nov. 1941 trad hij af.

Na de bevrijding toonde hij zich een tegenstander van het Indische beleid der Regering (2 Nederland, geschiedenis sedert 1945) en werd een der voormannen van het Comité Rijkseenheid. Over dit onderwerp in conflict met zijn partij, de K.V.P., kwam hij bij de verkiezingen van 1948 met een aparte lijst uit en werd gekozen tot lid der 2de Kamer. Van de in 1948 opgerichte Katholieke Nationale Partij werd hij algemeen voorzitter. Sedert de verkiezingen van 1952 vertegenwoordigt hij deze partij samen met prof. dr W. L. G. Lemaire in de Kamer.

< >