is de naam van de koningsgezinde partij tijdens de grote Engelse burgeroorlog (1642-1648). Zij werd vooral gevormd door de hoge edelen en vele boeren; godsdienstig waren het de enigszins naar het Katholicisme neigende Anglicanen Anglicaanse Kerk), die zich erbij aansloten.
Haar sterkste steun had de partij in Noord-Engeland (Northumberland) en haar flinkste generaal was Ruprecht van de Palts, een neef van de koning. De naam, die al in het Lange Parlement gebruikt was ter aanduiding van degenen, die de koninklijke macht niet al te zeer wilden beperken, houdt verband met het Franse chevaliers en was door hun tegenstanders (z Rondkoppen) bedoeld als scheldnaam: hovelingen.