noemt men het ingrijpen der wereldlijke macht in de geestelijke rechten der Kerk. Het kwam eerst in het Romeinse rijk sedert het edict van Milaan tot ontwikkeling, had in het Oosten onder Justinianus I zijn hoogste bloei en beheerste de Russische kerk tot de val van de Tsarenregering.
Wij vinden het terug in het kerkelijk bestuur der protestantse landsheren, eveneens bij absolutistisch gezinde Katholieke heersers, bijv. in het Gallicanisme, Febronianisme en Josephinisme.Lit.: K. Guggenberger, Gesch. des Staatskirchentums (1927).