de laatste der 3 „Pastorale Brieven” (z Timotheüs, brieven aan). Hij is waarschijnlijk de middelste geweest (ca 63), voorafgegaan door I Tim. (ca 62) en gevolgd door II Tim. (ca 64).
Titus komt in Handelingen niet voor, maar was reeds in 45-46 met Paulus naar Jeruzalem geweest (Gal. 2 : 1-7). Ook heeft hij, een jaar of tien later, het Corinthische conflict „in zijn grote toewijding” helpen beslissen (II Cor. 8:17). In Titus I : 3 noemt Paulus hem „mijn waar kind krachtens (ons) gemeenschappelijk geloof”. Timotheüs echter (I Tim. 1 : 2, enz.) noemt hij (II Tim. I : 2) „mijn geliefd kind”. Overigens is in Joodse bronnen de relatie „vader-kind” een beeld voor die, welke tussen leermeester en leerling bestond. Waarschijnlijk was hij ouder en zelfstandiger dan Timotheüs.