is de benaming voor een groep landmeetkundige instrumenten, met behulp waarvan men in een punt richtingshoeken kan meten ten opzichte van een bepaalde nulrichting, nl. de magnetische Noordrichting. De boussole geeft ons dus het zgn. magnetisch azimuth van een lijn. Een magneetnaald, draaibaar om een verticale as, wordt gebruikt als alhidade. Aan de punt hiervan leest men een horizontale randverdeling af.
De nauwkeurigheid der enkele meting is vrij gering (middelbare fouten van 2-10 minuten) en afhankelijk van de lengte van de magneetnaald. Deze boussoles worden in verschillende uitvoeringen gebruikt, vooral in bosgebieden, in tropische en koloniale gewesten. In Nederlands-Indië zijn ten minste 90 pct der hoekmeetinstrumenten boussoles, hetzij bergboussoles, hetzij theodolietboussoles. De laatste hebben behalve de kompasdoos en magneetnaald nog een vaste horizontale rand met alhidade als bij een theodoliet. Bij de bergboussole is de kijker excentrisch geplaatst.Naast deze beide grote instrumenten bestaat een groot aantal kleine, die uit de vrije hand worden gebruikt (dus zonder statief) (zie kompas).