Zuidhollandse gemeente, met een oppervlakte van 2536 ha en (1946) 7032 inw. waarvan in 1930 76 pct Prot., 21 pct R.K. en 3 pct onkerkelijk. De gemeente wordt doorsneden door de Oude Rijn; daarlangs bestaat de bodem uit rivierklei, in het noordelijk gedeelte uit laagveen.
De cultuurgrond is bijna geheel als grasland in gebruik. Veehouderij en kaasmakerij zijn hoofdbestaansmiddel; de industrie omvat zuivelbereiding, fabricage van zuivelwerktuigen en olieslagerij. Het dorp Bodegraven telt ca 3500 inw. en heeft een drukke kaasmarkt (aanvoer 1939: 4,3 millioen kg).Bodegraven werd in de tweede helft der 13de eeuw met Holland verenigd. In 1672 werd het zwaar door de Fransen geplunderd. Op 31 Mei en 1 Juni 1870 ging het grotendeels in vlammen op.