(uitspr. Beel) is het Babylonische woord voor „Heer”, dat ook taalkundig met het woord Baal* overeenkomt.
Men schroomde de eigen naam der godheid (of van bepaalde góden) uit te spreken en verving die door het appellativum „heer”. Bij de Babyloniërs werd aanvankelijk de god Enlil*, daarna de god Mardoek door deze naam aangeduid. De vrouwelijke godheid (z Isjtar) heet Bilit („Beltis”), d.i. gebiedster, meesteres. In het verhaal van Bil en de Draak (een Grieks toevoegsel tot het bijbelboek Daniël, hoofdst. 14 volgens de Vulgaat) wordt de Babylonische afgodendienst gehekeld.