een landschap ten Z.W. van Parijs, strekt zich uit tussen de Loire (Orléans) en de Seine (Parijs) en wordt in het W. begrensd door de heuvels van la Perche, die dit landschap van Maine en Normandie scheiden, naar het O. overgaand in de armere gronden van le Gâtinais. De ondergrond bestaat uit kalk, bedekt door een laag vruchtbare klei.
Deze klei is een van de jongste afzettingen in het „Bekken van Parijs”, vermoedelijk de bodem van een laatste zoetwatermeer („Iac de Beauce”). Het klimaat is droog. Dit vlakke en boomloze land is bij uitstek een gebied van de tarweverbouw, waarnaast suikerbieten, haver en voedergewassen worden geteeld. De bevolking is dun gezaaid. De nederzettingen bestaan uit grote boerenhoeven en groeperen zich om de putten en bronnen. Voor de arbeid in de oogsttijd worden werkkrachten van buiten het gebied aangetrokken. De hoofdstad van dit landschap is Chartres, evenals Orléans en Châteaudun een graanmarkt voor dit gebied.