of lambel, oudtijds palesteel geheten, in de wapenkunde een smalle Jaas*, aan de onderzijde waarvan 3-g langwerpig vierkante stukken zijn aangebracht, komt zelden als wapenfiguur alleen voor, doch wel als breuk, nl. bij niet regerende geslachten uitsluitend voor den oudsten zoon, wiens vader recht heeft op het volle wapen, terwijl bij vorstelijke geslachten meer stukken of hangers worden aangebracht als breuk of uitsluitend de barensteel, al of niet beladen, als zodanig wordt gebezigd. Hoewel de barensteel soms met de bovenrand ligt langs de bovenrand van het schild, is gewoonlijk zijn midden in de ereplaats gelegen.
In de latere wapens zijn de stukken zwaluwstaartvormig, is de faas in verband daarmede aan weerszijden schuin afgesneden en heeft de barensteel niet de breedte van het gehele schild.