(d.w.z. met zichzelf polair) noemt men in de meetkunde een driehoek ten opzichte van een kegelsnede, als elke zijde de poollijn is van het overstaande hoekpunt. Elk hoekpunt is dan de pool van de overstaande zijde (z poolverwantschap).
Lit.: J. G. Rutgers, Meetkunde der Kegelsneden (Groningen, 21939).