of vermeerdering noemt men in de spraakkunst der Indo-europese talen de klank, die voor de stam van het werkwoord wordt geplaatst om verleden tijden aan te duiden. Het is alleen bewaard gebleven in het Sanskrit, Grieks en Armeens; in andere talen zijn er slechts sporen van.
Het augment bestond uit een e (in het Sanskrit klankwettig tot a geworden); bijv. ik droeg is abharam in het Sanskrit en έφερον in het Grieks, naast de praesensvorm ik draag: bharāmi en φέρω. Het augment was eigenlijk een tijdspartikel, dat kon, maar niet moest worden toegevoegd; in de taal van Homeros kan het nog dikwijls ontbreken, dus daar lezen we φέρον (z vormleer).