in Latijns-Amerika, vooral Mexico en Californië, gebruikelijke naam voor een door hoge muren omgeven voorhof (z atrium). In de 16de eeuw, bij de missionering, was het atrio de plaats bij een klooster, waar de in grote menigten toegestroomde Indianen de Mis en de andere diensten konden bijwonen.
In later tijd werd het atrio een gebruikelijke uitbouw bij parochiekerken, vaak met een fraai gebeeldhouwde ingangspoort en in het midden een kruis op hoog voetstuk.