(fam. Composieten) zijn meest overblijvende, kruidachtige planten met verspreide bladeren en gewoonlijk in pluimen of tuilen bijeen geplaatste bloemkorfjes, met blauwe, violette of witte, zelden rode straalbloempjes en geel tot rode schijfbloempjes.
In het wild komt in Nederland op zilte gronden aan slootkanten en op moerassige plaatsen A. tripolium (zulte, zeeaster, zouterik, zeesterrenkruid), met enigszins vlezige bladeren, algemeen voor. De sierasters zijn te verdelen in overblijvende vasteplant-asters en eenjarige zaaiasters. Beide groeien heel gemakkelijk op verschillende gronden en zijn bekende tuinplanten. De vasteplant-asters worden veel gebruikt in borders. Al naar haar bloeitijd kent men voorjaars-, zomer- en herfstasters. Behoudens enkele uitzonderingen blijven de voorjaarsasters laag, worden de zomerasters half hoog en de herfstasters zeer hoog. Het zijn meestal Amerikaanse soorten in verschillende variëteiten.De zaaiasters (Aster chinensis = Callistepkus chinensis) zijn gemakkelijk te telen. Zij komen voor in verschillende vormen en kleuren. Men maakt hierbij nog onderscheid in asters voor groepbeplanting en snijasters. Voor deze laatste groep worden meer de hoge vormen gebruikt.
IR G. W. VAN DER HELM.