ook wel betelnoot genoemd, heet in het Maleis Pinang. Zij groeit aan de Areca-palm, ook wel pinang- of betelnootpalm genoemd (Areca catechu L.) die behoort tot de fam. der Palmen. Het is een sierlijke, 15-20 m hoge, slechts 15 cm dikke palm, die o.a. op Java van zeehoogte tot ca 1400 m hoog overal langs de erven voorkomt; het eigenlijke vaderland is onbekend.
De noot wordt door de inlanders gebruikt bij het sirih-kauwen. Deze heeft verder onder de naam catechu als looistof en kleurmiddel plaatselijke betekenis; men bewerkt de nog niet geheel rijpe vrucht met alkaliën en krijgt dan een diep-bourgogne-rode kleurstof, die vooral voor het verven van katoen in Brits-Indië wordt gebruikt. Het looistofgehalte bedraagt slechts 0,8 pct.DR A. KLEINHOONTE.