betekent letterlijk spinnekopvingers; men duidt hiermede een eigenaardige lichaamsbouw aan, die het eerst in 1896 werd beschreven door den Fransen onderzoeker Marfan als dolichosténomélie. Zijn landgenoot Achard bezigde in 1902 voor hetzelfde ziektebeeld de term arachnodactylie, die sedertdien in alle beschrijvingen werd overgenomen.
Mensen met arachnodactylie hebben, zoals het woord reeds aanduidt, zeer lange, smalle vingers en tenen. Doch niet alleen de vingers zijn lang, de gehele lichaamsbouw is lang en rank, waardoor zij veelal een hoofd groter zijn dan hun broers en zusters. Als merkwaardige bijzonderheid vindt men bij deze lange, magere lieden regelmatig een luxatie van de ooglens, waardoor zij vaak een slecht gezichtsvermogen hebben; dikwijls hebben zij aangeboren hartgebreken.
De aandoening is soms familiair; veel vaker echter vindt men bij onderzoek van de bloedverwanten niet het volledig ontwikkelde lichaamsbouwtype doch slechts enkele afwijkingen, die op dezelfde aanleg wijzen, bijv. alleen een trechterborst of een luxatie van de lens aan één kant.
DR A. VERJAAL.