waterstaatsingenieur (Werkendam 13 Nov. 1796 ’s-Gravenhage 15 Dec. 1857), heeft onder meer medegewerkt aan de ontwerpen voor het Groot Noordhollands Kanaal en werd in 1825 ingenieur van de waterstaat (later hoofdingenieur) en maakte naam door de aanleg van het kanaal door Voorne (1827-1829) en door de droogmaking der Nootdorpsche plassen (1840-1844). Bekend zijn zijn ontwerp tot verbetering van het Goereesche Gat als toegang uit zee naar het kanaal door Voorne (1851) en dat tot verbetering van het zeegat van de Maas (1857), alsmede zijn verhandeling (met G.
Simons) over stoombemaling van polders en droogmakerijen (in Nieuwe Verh. Bataafsch Genootschap, 1844).