Duits historicus (Loschwitz bij Dresden 1 Juli 1835 - Tübingen 2 Mrt 1887), hoogleraar in Koningsbergen, Jena (1876) en Tübingen (1877), bewoog zich op het terrein van de geschiedenis der Oudheid, vooral van het Nabije Oosten. Belangrijk is voor de geschiedenis der Assyriologie nog steeds het tweede deel van zijn Beiträge (1876), waarin hij tegenover een geleerde als Eberhard Schräder de werkelijke of vermeende resultaten der ontcijfering van het spijkerschrift critiseert.
Bibl.: Geschichte Irans (1887); Kleine Schriften (5 dln, 1889-1894); Beiträge z. Gesch. des Alten Orients (1858 en 1876).