Duits scheikundige (Berlijn 25 Dec. 1876), studeerde medicijnen te Freiburg i. Br. en Berlijn, maar daarnaast ook natuurkunde, scheikunde en zoölogie.
In 1900 promoveerde hij te Freiburg, en vestigde zich daar als privaatdocent. In 1910 werd hij hoogleraar voor toegepaste medische chemie te Innsbruck, vanwaar hij in 1915 naar Göttingen ging; hier bleef hij tot zijn aftreden in 1944. Hij onderzocht cholesterine, sterinen, digitalis-glycosiden en imidazolen; ook onderzocht hij de chemische aard van voedingsmiddelen met bijzondere aandacht voor de vitaminen. Hij vond de vorming van vitamine D2 bij bestraling van ergosterine. Van D, en ook van andere vitaminen van de D-groep onderzocht hij de structuur. Daarvoor werd hem in 192g de Nobelprijs voor scheikunde toegekend. Lange jaren was hij redacteur van Liebig’s Annalen der Chemie.
Bibi.: Abbau und Aufbauversuche im Gebiete der Sterine (1922).
Lit.: G. Lunde, J. Chem. Education, 7 (1930); Z. f. Naturforschung, 77 (1947).