is de naam van een K.B., waarbij zijn vastgesteld de examens en promoties aan de universiteiten. Op 19 Sept. 1921 is het nieuwe statuut in werking getreden, waardoor ingrijpende wijzigingen zijn aangebracht in de universitaire studie.
Men is daarbij uitgegaan van de wens de examenregeling te vereenvoudigen, aan het onderwijs een grotere vrijheid te geven en het onderlinge verband der faculteiten te versterken. Dit doel heeft men getracht te bereiken door voor elke faculteit slechts één candidaats- en één doctoraal-examen te eisen, waarbij alleen aan het laatste de effectus civilis wordt verleend. De inrichting dezer examens is nauwkeurig geregeld en door latere wijzigingen zijn hier verschillende uitbreidingen aan gegeven. De vrijheid der studie, die vooral na het candidaatsexamen tot haar recht kan komen, wordt daardoor mogelijk gemaakt, dat behalve de verplichte hoofdvakken een of meer bijvakken voor het doctoraal-examen kunnen worden gekozen. De faculteit, die de keuze dezer bijvakken moet goedkeuren, heeft daardoor de macht behouden misbruik van deze vrijheid tegen te gaan. Op de keerzijde der uitgereikte bullen wordt vermeld in welke vakken de candidaat is geëxamineerd, en bij het doctoraal-examen in welke vakken hij de onderwijsbevoegdheid heeft verkregen.Lit.: Het Ac. St. vindt men in iedere uitgave der Hogeronderwijswet. Het is afzonderlijk uitgegeven en toegelicht door mr H. J. Smidt (Alphen a. d. Rijn 1932, 2e dr.).