Nederlands plantkundige (Groningen 19 Juni 1626-31 Jan. 1683), volgde in 1658 zijn vader Hendrik (die de Hortus aldaar stichtte) op als hoogleraar in de kruid- en scheikunde, nadat hij in de medicijnen had gestudeerd. Zijn boeken waren zeer verspreid en worden om hun fraaie kopergravures nog heden op waarde geschat.
Eén der figuren in Aardgewassen is gesigneerd I. Mulder, een ander J. Gole.Bibl.: Waare Oeffening der Planten (Amsterdam 1672, 2de dr. 1682, er zijn varianten Leeuwarden 1671 en 1682); Aloidarium (1680); De vera antiquorum Herba Brittannica (1681, 2de dr. 1698); Naauwkeurige Beschryving der Aardgewassen, fol. (Leyden 1696); Phytographia Curiosa, 2 dln tol. (Lugd. Bat. 1702, misschien herdr. in 1727). Er zijn ex. met op ’t titelblad 1711 Amsteldodami).
Lit.: In „Phytographia”: Lijkrede van Joh. Mensinga; in Aardgewassen is deze vertaald door P. Rabus. W. H. Wachter, De Werken van A.
M., in N. Kruidk. Arch. (1924); p. 228-238.