Zuccaro of Zucchero. Onder dezen naam vermelden wij:
Federigo Zuccaro, een verdienstelijk Italiaansch schilder, volgens sommigen in 1536 en volgens anderen wat later te S. Agnolo a Vado bij Urbino geboren en door zijn broeder Taddeo in de kunst onderwezen. Hij stond dezen ter zijde bij het schilderen van de Scala Regia in het Vaticaan en bragt na het overlijden van dezen het aangevangen werk ten einde. Hierdoor verwierf hij zoo grooten roem, dat groothertog Francesco I hem belastte met het schilderen van „Het laatste oordeel” in den koepel van den dom te Florence. Hij maakte echter de figuren zoo reusachtig groot, dat velen van meening waren, dat ze door da Cortona overgeschilderd moesten worden, wat echter niet geschiedde, daar anderen, ook Benvenuto Cellini, het werk zeer prezen. Van Florence begaf Zuccaro zich naar Rome,waar paus Gregorius XIII hem de beschildering, opdroeg der Paulinische kapél. Zijne tafereelen werden door sommige hovelingen sterk gegispt, maar hij nam hierover wraak door hunne portretten te teekenen en deze met ezelsooren te voorzien. Daardoor evenwel haalde hij zich het ongenoegen op den hals van den Paus, zoodat hij de wijk moest nemen uit Rome en eerst vele jaren daarna derwaarts terugkeerde. Na zijne vlugt uit Rome bezocht hij Vlaanderen, Holland en Engeland, vertoefde van 1567 tot 1580 te Londen, waar hij ook de portretten schilderde van koningin Elizabeth en van Maria Stuart, en werd vervolgens naar Venetië geroepen, om er het paleis van den Doge te versieren.
Hier schilderde hij o. a. keizer Frederik Barbarossa, knielende aan de voeten van den Paus. De misnoegdheid van paus Gregorius XIII was eindelijk geweken, zoodat de schilder naar Rome terugkeerde, om zijn werk in de Paulinische kapél te voltooijen. Daarenboven schilderde hij nog fresco’s in sommige kerken en paleizen te Rome en stichtte er eene zaal voor kunstenaars, waaruit in 1593 of 1595 de académie van San Luca ontstond, waarvan hij de eerste voorzitter was. Voorts wijdde hij groote zorg aan de opgegraven overblijfselen der Oudheid. In 1588 werd hij naar Spanje ontboden ter voltooijing van de beschildering van het Escuriaal, door Cambiaro begonnen. Aldaar echter vond zijn werk geen bijval, zoodat het vervangen werd door dat van Tibaldi. In Spanje zijn slechts weinige kunstgewrochten van Zuccaro bewaard gebleven.
Na zijn terugkeer in Italië trok hij door het geheele land en liet in verschillende steden de sporen achter van zijne werkzaamheid. Ook kwam hij weder te Venetië, waar hij zijne vroegere tafereelen nog eens onder handen nam en aanmerkelijk verbeterde. In zijn laatste levensjaar schreef hij ook eenige werken over de kunst en overleed te Ancona in 1609. Hij behoorde tot de volgelingen van Rafaël, maar overdreef het effect. Zijne schilderijen zijn gemakkelijk behandeld, maar niet vrij van gemanierdheid en ook niet naar de natuur ontworpen. Eindelijk zijn naar de werken van dezen kunstenaar onderscheidene etsen geleverd.
Taddeo Zuccaro, een ouderen broeder van den voorgaande en geboren te St. Agnolo a Vado in 1529. Hij kwam op 14-jarigen leeftijd te Rome en begon er met ongemeenen ijver schilderijen te copiéren, maar verdiende daarmede zoo weinig, dat hij menigen nacht in de voorportalen der kerken een onderkomen moest zoeken. Ongesteldheid noopte hem, naar zijne geboorteplaats terug te keeren, doch later begaf hij zich weer naar Rome, waar hij in 1547 door de beschildering der fagade van het Palazzo-Mattei eenigen roem verwierf. Hij wist dezen allengs te verhoogen, zoodat hem de vervaardiging van een aantal fresco’s werd opgedragen, waarbij zijn broeder Federigo hem de behulpzame hand bood. Tot zijne beste stukken behooren de tafereelen uit de geschiedenis van het Huis Farnese in het paleis van dat geslacht te Caprarola. Ook te Tivoli, Florence, Venetië, Urbino enz. zijn werken van Taddeo te vinden, meerendeels fresco’s. Hij overleed te Rome in 1566.