Onder dezen naam vermelden wij:
Reinhard Woltmann, een verdienstelijk waterbouwkundige, geboren in 1757 te Axstedt in Hannover. Hij zag zich in 1785 geplaatst als opzigter bij de waterwerken van het ambt Ritzebüttel, was van 1792 tot 1836 directeur van den waterstaat in Hamburg en overleed den 20sten April 1837. Hij maakte zich zeer verdienstelijk door eene regeling van de Elbe en door de uitvinding van den „Woltmannschen vleugel”, een instrument tot het meten van de stroomsnelheid.
Karl Ludwig von Woltmann, een Duitsch geschiedschrijver, geboren te Oldenburg den 9den Februarij 1770. Hij studeerde te Göttingen eerst in de regten en daarna in de geschiedenis en verkreeg, na het overwinnen van vele bezwaren, verlof om aldaar académische voorlezingen te houden. Zijne boekbeoordeelingen in de „Göttinger Anzeigen” waren oorzaak, dat hij als hoogleeraar in de geschiedenis naar Jena werd beroepen. Hier schreef hij: „Grundrisz der ältern Menschengeschichte (1790, dl 1)”, gevolgd door „Grundrisz der neuen Menschengeschichte (1796 —1800, 2 dln)”, — „Geschichte Frankreichs (1797, 2 dln)”, — en „Kleine historische Schriften (1797, 2 dln)”. In 1799 vertrok hij naar Berlijn, waar hij in 1800 het „Zeitschrift für Geschichte und Politik (1800—1805)” stichtte. In laatstgenoemd jaar werd hij er resident van den landgraaf van Hessen-Homburg, in 1804 gevolmagtigde van den keur-aartskanselier en in 1806 ook van de steden Bremen, Hamburg en Nürnberg, terwijl hij in den adelstand werd opgenomen. Toen echter de slag bij Jena een einde maakte aan zijne diplomatische werkzaamheid, wijdde hij zich uitsluitend aan de beoefening der letteren.
Hij schreef eene „Geschichte der Reformation (1800 enz., 3 dln)” en bewerkte eene „Geschichte des Westfälischen Friedens (1808, 2 dln)”. Na den slag bij Lützen (1813) moest hij de wijk nemen naar Praag, daar hij, schoon te voren een lofredenaar van Napoleon I, zijne diensten had aangeboden aan den minister von Stein. Hij overleed te Praag den 19den Junij 1817. Wij vermelden nog van hem: „Geschichte Böhmens (1815, 2 dln)”, — een vertaling van Sallustius, — en „Memoiren des Freihern von S—a (1815, 3 dln)”. Eene uitgave van zijne gezamenlijke werken verscheen in 1818—1821 in 12 deelen. — Zijne echtgenoote Karoline Stosch, vroeger gehuwd met Karl Müchler, leverde verhalen en gedichten, bleef na het overlijden van haren echtgenoot eerst te Praag, maar vestigde zich later te Berlijn en overleed aldaar den 18den November 1847. Van hare geschriften vermelden wij: „Volkssagen der Böhmen (1820; 2de druk, 1835)”, — „Historische Darstellungen (1820)", — en „Ueber Beruf, Verhältnis, Tugend und Bildung der Frauen (1820)”.
Alfred Woltmann, een verdienstelijk schrijver over kunstgeschiedenis en geboren den 18den Mei 1841 te Charlottenburg. Hij studeerde te Berlijn en te München, promoveerde in 1863 te Breslau en woonde vervolgens te Berlijn. Sedert den herfst van 1867 tot Augustus 1868 was hij werkzaam als privaatdocent aan de universiteit te Berlijn, vertrok daarop als gewoon hoogleeraar in de kunstgeschiedenis naar de polytechnische school te Karlsruhe, met Paschen van 1874 naar de universiteit te Praag en in het najaar van 1878 naar Straatsburg. Hij schreef: „Holbein und seine Zeit (1866, 2 dln; 2de druk, 1873 1876)”,— „Baugeschichte Berlins (1872)”, — „Geschichte der deutschen Kunst im Elsasz (1876)” — „Die deutsche Kunst in Prag (1877)”, en „Geschichte der Malerei (1878)”, alsmede onderscheidene opstellen in tijdschriften.