Wollin is de naam van een Oostzee-eiland, tot het Pruissische district Stettin behoorend. Het is in het westen van het eiland Usedom, waarmede het een arrondissement vormt, door de Swine, in het oosten van het vaste land door de Dievenow gescheiden en telt op 4½ ☐ geogr. mijl omstreeks 14000 inwoners. De bodem is er eene, slechts door de Lebbinsche heuvelenreeks afgebrokene, zandige vlakte, waarin enkel de talrijke meren en bosschen eenige afwisseling bezorgen. De kust is met duinen en heuvels van los zand bedekt, die, door de winden gezweept, gedurig van gedaante veranderen.
Hier en daar heeft men er goede weiden en in het Warnowbosch ook eene bedding van zwavelkies. De voornaamste bronnen van bestaan zijn er de veeteelt en de haringvisscherij. — De stad Wollin aan de Dievenow is door drie bruggen met het vaste land verbonden, heeft drie Protestantsche kerken, eene hoogere burgerschool, veel scheepvaart, scheepsbouw, visscherij en vischhandel, aanzienlijke vee- en paardemarkten en ruim 5000 inwoners. Zij is waarschijnlijk het aloude Julin, eene handelsplaats der Obotrieten, sedert 1125 de zetel van een bisdom, die in 1170 naar Kammin werd verplaatst, en is in 1183 door Knoet VI, koning van Denemarken, verwoest. Tot de dorpen van het eiland behooren: Misdroy met een zeebad, — Ostswine tegenover Swinemünde, — Pritter aan een arm der Swine, — en Lebbin bij de plaats, waar de Swine het Pommersche Haff verlaat.
