Stettin, de hoofdstad der Pruissische provincie Pommeren, is de voornaamste zeeplaats van Pruissen en bestaat uit de eigenlijke stad op den linker oever van de Oder, met ruime voorsteden, en uit de Lastadie en de hierbij behoorende buurten op den regter oever van genoemde rivier. De beide oevers zijn door drie bruggen verbonden, terwijl er voor het spoorwegverkeer nog andere gebouwd zijn. In de eigenlijke stad vindt men vijf pleinen: het Paradeplein, het Koningsplein met de standbeelden van Frederik de Groote (van Schadow) en van Friedrich Wilhelm III (van Drake), de Paardemarkt met eene prachtige fontein, de Hooimarkt en de Nieuwe Markt. Tusschen laatstgemelde twee verheft zich het stadhuis.
Voorts zijn er vijf: Protestantsche kerken, eene R. Katholieke kerk, eene kerk der Oud-Lutherschen en eene der Apostolische gemeente. Andere merkwaardige gebouwen zijn er: het Koninklijk slot, in 1575 gebouwd en thans de zetel van het provinciaal bestuur en van de regtbank, het nieuwe raadhuis, de nieuwe synagoge, het militair casino, de schouwburg en de Beurs. Voorts heeft men er: twee gymnasia, twee reaalscholen, eene provinciale ambachtsschool, eene handelsschool, een instituut voor doofstommen, een voor blinden, alsmede een aantal inrigtingen van weldadigheid, genootschappen enz. zij is de zetel van een gouverneur, van een provinciaal bestuur, van een Hof van appél, van een consistorie, van den kommandant van het 2de armeekorps enz. Ook met betrekking tot de nijverheid bekleedt Stettin den eersten rang onder de steden van Pommeren. Men heeft er: groote scheepstimmerwerven, machinen- en cementfabrieken, zeepziederijen, stearine- en chamottefabrieken, bierbrouwerijen, suikerraffinaderijen, klokkengieterijen enz. De handel is er van veel belang: in 1876 bedroeg er de waarde van den invoer bijna 170 en die van den uitvoer ruim 111 millioen mark. De reederpen van Stettin telden in dat jaar 207 schepen, en in de haven verschenen alstoen 1126 stoom- en 1664 zeilschepen, waaronder 68 Nederlandsche. De stad heeft eene zeer bevallige ligging; de linker oever van de Oder is zeer steil en op den regter oever ontwaart men uitgebreide weiden en wouden, van riviertjes doorsneden.
Aan beide zijden der rivier verheffen zich groote fabriekgebouwen en handelmagazijnen, terwijl hare wateren met stoom- en zeilschepen bedekt zijn. De stad is door spoorwegen regtstreeks verbonden met Berlijn, Posen, Breslau, Dantzig en Stralsund, alsmede met Swinemunde, en het aantal inwoners bedraagt (met eene bezetting van ruim 4500 man) nagenoeg 81000, onder welke zich 2733 R. Katholieken en 2079 Israëlieten bevinden. — Stettin of Stedyn is reeds in de llde eeuw gesticht, maar wordt eerst in de 12de eeuw als koopstad vermeld. In 1107 werd zij de zetel van een vorstenhuis uit Pommeren, voegde zich in 1360 bij de Hanza, omhelsde in 1522 de Hervorming en kwam in 1630 in het bezit van Gustaaf Adolf, die haar versterkte en er groote verbeteringen invoerde. Bij den Vrede van Munster werd zij afgestaan aan Zweden, viel in 1678 in handen van den Keurvorst van Brandenburg, maar werd reeds het volgende jaar aan Zweden teruggegeven. In 1713 moest zij eene belegering verduren, en bij den Vrede van Stokholm (1720) werd zij met Vóór-Pommeren aan Pruissen toegewezen. Na de catastrophe van 1806 kwam zij in het bezit der Franschen, en dit duurde tot 1813. Door de wet van 19 Mei 1873 zijn er de vestingwerken vervallen verklaard.