Windisch (Ernst), een verdienstelijk taalkundige, geboren te Dresden den 4den September 1844, studeerde te Leipzig in de letteren en legde zich vooral toe op het Sanskriet en de Oud-Germaansche talen. hij werd hulpleeraar aan de Thomasschool aldaar en schreef: „Der Heliand und seine Quellen(1868)”. Voorts vestigde hij zich als privaatdocent voor het Sanskriet en voor de vergelijkende taalstudie aan de universiteit. Met Delbrück leverde hij het eerste deel der „Syntaktischen Forschungen (1871)”, maar vertoefde daarna geruimen tijd in Engeland, waar hij in 1870 mede belast was met de vervaardiging van een catalogus der handschriften in het Sanskriet in de India Office Library te Londen.
Na zijn terugkeer te Leipzig werd hij er in 1871 tot buitengewoon, doch in 1872 te Heidelberg en in 1875 te Straatsburg tot gewoon hoogleeraar benoemd, maar vertrok in 1877 wederom in die betrekking naar Leipzig. Hij leverde eene uitgave van den „Yogacâstra” van Hemaçandra met eene vertaling (1874),— voorts: „Irische texte mit Glossar (1879)” en eene reeks van verhandelingen over de oud-Keltische spraakleer.