Marianne von Willemer, geboren Jung, is in den jongsten tijd meer bekend geworden wegens hare betrekking tot Göthe. In 1798 kwam zij als de 14-jarige dochter eener weduwe uit Linz met het gezelschap van den balletmeester Traub naar Frankfort aan de Main, waar zij als bevallige tooneelzangeres grooten bijval oogstte.
In 1800 nam de bankier Johann Jakob von Willemer, in die dagen voorzitter der schouwburgcommissie te Frankfort, haar in zijn huis op en sloot in 1814 met haar eene huwelijksverbindtenis. Aldaar leerde Göthe de dichterlijke, rijk begaafde vrouw kennen en vond in haar het beeld verligchamelijkt van Suleika in zijn „Westöstlichen Divan”. Die betrekking is eerst voor korten tijd meer bekend geworden door de uitgave van den „Briefwechsel zwischen Goethe und Marianne von Willemer (1877)”.