Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Weyden (Rogier van der)

betekenis & definitie

Weyden, geruimen tijd Rogier van Brugge geheeten, was een leerling der gebroeders van Eyck en heeft niet weinig bijgedragen tot de ontwikkeling der Vlaamsche schilderschool. Hij werd geboren omstreeks het jaar 1400, trad op jeugdigen leeftijd in het huwelijk en bezocht eerst in 1432 het atelier van van Eyck, die hem inwijdde in het geheim om met olieverf te schilderen. In 1436 werd hij belast met het beschilderen der groote zaal van het raadhuis te Brussel en zag hij zich benoemd tot stadsschilder. Voor ’t overige is van zijne levensgeschiedenis weinig bekend, maar van zijne werken des te meer.

Te Leuven heeft men van hem in de Pieterskerk een altaarstuk met vleugels van 1443; het middengedeelte is eene voorstelling der „Afneming van het Kruis”, en de vleugels bevatten de afbeeldingen van den schenker en de schenkster (Willem Edelheer en zijne echtgenoote). In het muséum te Madrid vindt men eene herhaling van eerstgenoemde voorstelling Merkwaardig is op zijne stukken de lange figuur van Maria Magdalena, en deze is mede een bewijs voor de echtheid van zijne „Kruisiging van Christus” te Dresden. Hier is de antieke gouden grond reeds door een landschap vervangen, maar den trant der van Eycks vindt men eerst volkomen in zijn beroemd stuk: „De zeven Sacramenten” in het muséum te Antwerpen, — alsmede in drie altaarstukken, geplaatst in het muséum te Berlijn. Eén van deze behoorde vroeger aan de Karthuizers te Miraflores en één werd door Pieter Bladelin voor de kerk te Middelburg besteld. Zijne stukken op het stadhuis te Brussel werden door Albert Dürer gezien en bewonderd. In 1444 kocht van der Weyden een huis te Brussel en bragt hier zijne overige levensdagen door.

In 1446 schilderde hij er voor het Carmelieter klooster een trypticon met „Maria en het Kind” in het middenvak en eenige kloosterlingen en milde gevers in de zijvakken. In 1450 woonde hij het jubelfeest te Rome bjj, en het schijnt, dat hij in Italië eenige stukken heeft geschilderd en achtergelaten, welke er op hoogen prijs werden gesteld. Op de door Bladelin bestelde schilderij plaatste hg in het middenvak het Christuskind, aangebeden door zijne Moeder, den H. Jozef, Bladelin en drie engelen, en in het verschiet de aankondiging aan de herders; op den regter vleugel vindt men: „De drie Koningen” en op den linker vleugel: „De verschijning van de H. Maagd aan keizer Augustus”. In 1455 werd hem door den superior van het klooster Saint Aubrai te Kamerrijk desgelijks een groot triptykon besteld. Het muséum te München bezit van hem eene „Aanbidding der drie koningen”, — het Louvre te Parijs een triptykon met „De opstanding” in het middenvak en met „De hemelvaart” en „De marteldood van St. Sebastianus” in de zijvakken, — het muséum te Weenen een klein altaar met „De kruisiging” in het middenvak en „De H. Veronica” en „De H. Magdalena” in de zijvakken, — en het Mauritshuis te ’s Gravenhage eene „Afneming van het Kruis”, vroeger aan Memlinc toegeschreven. Ook leverde hij cartons voor tapijten en schilderde miniaturen. Hij overleed te Brussel den 16den Junij 1464. — Ook zijn zoon, Pieter genaamd en geboren in 1437, beoefende de schilderkunst.

< >