Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Wassenaer

betekenis & definitie

Wassenaer is de naam van een oud-adellijk Nederlandsch geslacht. Van de leden vermelden wij: Philips, heer van Wassenaer, een zoon van Halewijn van Wassenaer en Johanna van Arkel. Hij was bezitter van Voorburg, Voorschoten, Katwijk, Zandhorst en Groeneveld en stichter van het huis Ter Horst bij Voorschoten. Hij onderteekende ten tijde van graaf Dirk VI het verdrag, waarbij het oudste gedeelte van Holland als een leen van Brabant werd erkend, zocht zooveel mogelijk Willem, broeder van genoemden graaf, tot de grafelijke waardigheid te bevorderen, werd in 1213 ridder genoemd en overleed in 1225. — Philips, heer van Wassenaer, zoon van Dirk van Wassenaer en Bertha van Kuik.

Hij werd in 1339 met het burggraafschap Leiden beleend. — Zijn evenzoo genoemde zoon werd daarvan ontzet, maar behield den burgt. Hij werd voorts gevangen genomen door Jacob, heer van Abcoude en Gaasbeek en overleed in 1428 in gevangenschap te Wijk bij Duurstede. — Hendrik van Wassenaer, een zoon van den voorgaande. Hij was bevelhebber der Noord-Hollanders en Waterlanders in den Arkelschen Oorlog, hielp in 1420 hertog Jan van Beijeren de stad Leiden belegeren, waar zijn vader zich bevond en werd voorloopig met diens goederen beleend. De finale beleening geschiedde een jaar later tegen betaling van eene aanzienlijke som geld, en hij verkreeg daardoor de eigendommen van zijn vader, maar niet het burggraafschap van Leiden, hetwelk aan de grafelijkheid verbleef. Hendrik overleed in 1447, ten hoogste verbitterd over het geleden verlies. — Jacob van Wassenaer, die geene nakomelingen achterliet, zoodat zijne goederen in het bezit kwamen van zijn broeder Jan van Wassenaer. Deze vocht in 1454 tegen de Gentenaars en streed in 1479 aan het hoofd der Hoekschen. Hij was een der aanzienlijkste Nederlandsche edelen en overleed in 1494. — Jan van Wassenaer, een zoon van den voorgaande. Hij was burggraaf van Leiden, ambachtsheer van Voorburg, Voorschoten, Valkenburg, Katwijk, Oegstgeest en Barendrecht en bezitter van de kasteelen Te Zuik, Te Zant en Ter Horst.

Hij vergezelde Philips de Schoone naar Spanje en volgde zijn oom Lodewijk van Halewijn naar Venetië. Op zijne terugreis trad hij in dienst bij keizer Maximiliaan en onderscheidde zich bij de belegering van Padua. Hij beklom er de wallen, maar een schot door de wang deed hem in de gracht tuimelen. Hij werd echter naar de legerplaats gebragt, waar hij een bezoek ontving van den Keizer. Na zijn terugkeer in Nederland nam hij deel aan de oorlogen tegen de Friezen, Gelderschen en Stichtenaars, maar werd geslagen, gevangen genomen en door hertog Karel in het slot te Hattem in eene ijzeren kooi aan een torenzolder opgehangen. Na het herkrijgen zijner vrijheid werd hij stadhouder en opperste kapitein van Friesland, voorts bij ’t beleg van Sloten in den arm gekwetst, en overleed te Leeuwarden den 4den December 1523. Hij was ridder van het Gulden Vlies en de laatste der Wassenaren, die den titel van burggraaf voerde. Daar hij geene andere wettige kinderen naliet dan twee dochters, vielen zijne titels en heerlijkheden ten deel aan zijn schoonzoon Jacob, graaf van Ligne en Faucquenberge, ridder van het Gulden Vlies. — Jan van Wassenaer van Duivenvoorde, heer van Voorschoten, Veur en Sterrenburg en behoorende tot een jongeren tak der Wassenaren, aanvaardde den naam van deze, toen de oudere tak uitgestorven was. — Arent, baron van Wassenaer Duivenvoorde, een zoon van den voorgaande.

Hij was stadhouder van de grafelijkheidsleenen, luitenant en houtvester van Holland, hoogheemraad van Rijnland en in 1646 gehuwd met Anna Maria van Scherpenzeel. — Arent, baron van Wassenaer een kleinzoon van den voorgaande en geboren in 1669. Hij was heer van Voorschoten, Veur en Harslo, bekleedde aanzienlijke betrekkingen en vertrok in 1714 met anderen als buitengewoon gezant naar Engeland, om er George I als koning te begroeten. Hij overleed den 15den December 1721. — Jan Gerrit, baron van Wassenaer van Duivenvoorde, luitenant-admiraal van Holland en hoogheemraad van Rijnland. Hij werd geboren in 1672. — Jacob Emmery van Wassenaer van Duivenvoorde, een broeder van den voorgaande, raad en burgemeester van Leiden en bewindhebber der Oost-Indische Maatschappij te Delft. — Karel Lodewijk, baron van Wassenaer van Duivenvoorde, een broeder van den voorgaande. Hij werd geboren in 1685 en was overste van een regiment dragonders. — Willem, baron van Wassenaer van Duivenvoorde, een broeder van den voorgaande en geboren in 1670. Hij werd generaal-majoor in dienst der Algemeene Staten, gouverneur van Bergen-op-Zoom, nam deel aan onderscheidene veldslagen en was coadjutor en huiskommandeur der Duitsche Orde. — Jacob Herman van Wassenaer, heer van den Dam, een zoon van den voorgaande, trad desgelijks in krijgsdienst, werd kapitein en overleed ongehuwd in 1724. — Pieter, baron van Wassenaer Sterrenburg, kolonel in dienst der Staten, kommandeur van de Duitsche Orde en hoogheemraad van Rijnland. Hij overleed in 1608. — Willem, baron van Wassenaer Sterrenburg, een zoon van den voorgaande en geboren in 1650. Hij werd in 1683 ambassadeur aan het Fransche Hof en in 1720 groot-zegelbewaarder en stadhouder der leenen van Holland, en overleed den 6den Augustus 1723. — Willem Lodewijk, baron van Wassenaer Sterrenburg, heer van Ruyven, Maassluis, Maasland enz. en een zoon van den voorgaande.

Hij was baljuw en schout van ’s Gravenhage en overleed in Januarij 1720. — Jacob van Wassenaer, heer van Obdam, een zoon van Gijsbert van Duivenvoorde (een der mede-onderteekenaars van het smeekschrift der edelen). Hij werd geboren in 1574, kocht in 1614 van den prins de Ligne de heerlijkheid Zuidwijk onder Wassenaer en noemde zich dientengevolge Wassenaer. Hij was admiraal van Holland en gouverneur van Heusden en overleed in Augustus 1623. — Jacob baron van Wassenaer, baanderheer van Wassenaer, heer van Obdam en Zuidwijk en een zoon van den voorgaande. Hij werd geboren in 1610 en onderscheidde zich op het oorlogsveld en als staatsman. Hij nam deel aan het beleg van Maastricht (1632) en versloeg met honderd man te paard bij Stokheim drie Spaansche kompagnieën. Weldra werd hij in Holland lid van den Raad van State, alsmede gouverneur van Heusden en omliggende plaatsen. Hij zag zich belast met gewigtige zendingen en werd in 1653 gemagtigde der Staten op ’s Lands vloot, over welke Marten Harpertsz. Tromp het bevel voerde.

Na het sneuvelen van laatstgenoemde werd hij in diens plaats luitenant-admiraal, stevende naar de Oostzee en werd door den Koning van Denemarken met de Orde van den Olifant versierd. Ook ontzette hij Dantzig, waar hij luisterrijk ontvangen werd. In 1657 bragt hij met eene vloot de gezanten naar Portugal, die vergoeding zouden vragen voor de nadeelen, in Brazilië en elders aan de Nederlanders toegebragt, en toen Portugal in geene schikkingen wilde treden, kruiste Wassenaer er op de kust en veroverde er vijftien schepen van de suikervloot. In 1658 zeilde hij weder naar de Sond en behaalde er eene schitterende overwinning op den Zweedschen admiraal Wrangel, waarbij aan onze zijde de vice-admiraals Witte Cornelisz. de With en Pieter Floriszoon sneuvelden. Toen in 1665 de oorlog tegen Engeland uitbarstte ontving hij den titel van luitenant-admiraal-generaal, stak met honderd schepen in zee en ontmoette den 13den Junij de Engelsche vloot. Het gevecht begon met het aanbreken van den morgen, doch omstreeks te twee uur na den middag vloog Wassenaer met zijn schip „De Eendragt” in de lucht. — Jacob graaf van Wassenaer, heer van Obdam, Hasebroek, Spierdijk enz., een zoon van den voorgaande.

Hij was abt, raad en algemeen rentmeester der heerlijkheid en goederen van de abdij van Rijnsburg, ridder der Orde van den Olifant, generaal der ruiterij, gouverneur van ’s Hertogenbosch, hoogheemraad van Rijnland, curator der Leidsche hoogeschool enz. Voorts was hij gezant aan verschillende Hoven en werd door den Keurvorst van de Pfalz in den gravenstand opgenomen. Hij overleed in 1714. — Jan Hendrik, graaf van Wassenaer, een zoon van den voorgaande. Hij was luitenant-houtvester van Holland, curator der Leidsche hoogeschool, ridder der Orde van St. Jan van Jerusalem, abt, raad en rentmeester der abdij van Leeuwenhorst, en overleed den 3den XIV Februarij 1745. — Unico Willem, graaf van Wassenaer, een broeder van den voorgaande en geboren in 1696. Hij werd als heer van Twickelo in 1717 lid der ridderschap van Overijssel, voorts in 1724 lid der ridderschap van Holland en van het collegie der Admiraliteit op de Maas. Ook bekleedde hij onderscheidene hooge waardigheden, verklaarde zich tegen de verheffing van den prins van Oranje tot stadhouder en belastte zich met onderscheidene buitenlandsche gezantschappen. Hij bevorderde het sluiten van verschillende vredesverdragen en overleed den 9den November 1766. — Carel Georg, graaf van Wassenaer Twickel, een zoon van den voorgaande. Hij aanvaardde in 1758 de betrekking van grietman van Franekeradeel, werd bewindhebber der Oost-Indisch-Compagnie, later lid der Ridderschap in Holland en in 1782 ambassadeur aan het Hof te Weenen. In 1794 werd hij opgenomen in de ridderschap van Overijssel en zag zich na de omwenteling van 1795 benoemd tot volksvertegenwoordiger aldaar. Met kracht bevorderde hij nijverheid en handel en overleed in 1800. — Jacob Unico Willem, graaf van Wassenaer Obdam, een zoon van den voorgaande. Hij werd in 1793 grietman van Franekeradeel en later lid van de ridderschap van Holland en van den Raad van State. — Frederik Hendrik, baron van Wassenaer, vrijheer van de beide Katwijken, van Zandt, Valkenburg en Isendoorn. Hij werd geboren te ‘s Gravenhage in 1701, zag zich gekozen tot lid van het Hof van Holland en beschreven in de ridderschap aldaar, terwijl hij door zijne bekwaamheid grooten invloed had op het buitenlandsch bestuur. Hij nam deel aan den vredehandel te Aken, was in 1750 lid der commissie tot verbetering der geldelijke aangelegenheden in Holland en behoorde tot de voogden over den minderjarigen zoon van prinses Anna. Hij overleed den 27sten December 1770. — Otto, baron van Wassenaer, heer van de beide Katwijken en ’t Zandt, geboren te ’s Gravenhage den 13den December 1795. Hij streed als 1ste luitenant bij Quatre Bras en Waterloo, nam in 1819 zijn ontslag, werd in 1830 majoor der Geldersche mobiele schutterij en verwierf de Militaire Willemsorde. Daarna keerde hij tot het ambteloos leven terug, had als lid der ridderschap zitting in de Provinciale Staten, was een voorstander van den landbouw, bekleedde de betrekking van kommandeur der Teutonische Orde, balye van Utrecht, en overleed te Arnhem den 25sten Februarij 1858. Zijn zoon en naamgenoot Otto, baron van Wassenaer is lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

< >