Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Wachenhusen

betekenis & definitie

Wachenhusen (Hans), een populair schrijver, geboren te Trier in 1827, wijdde zich reeds vroeg aan de beoefening der fraaije letteren en bevredigde zijne reislust door togten naar Noorwegen, Lapland en Ijsland. Hij leverde onderscheidene vertalingen uit het Deensch en deed een bundel „Märchen (1853)” in het licht verschijnen. Voorts schetste hij met Ievendigheid de lotgevallen, de avonturen, gevaren en indrukken, welke hij als oorlogscorrespondent van groote dagbladen in den Oosterschen Oorlog (1854—1856) en in volgende veldtogten ondervond. hij vergezelde het Turksche Donau-leger, en de boeken : „Von Widdin nach Stambul (1855)” en „Ein Besuch im Türkischen Lager”, alsmede onderscheidene feuilletons, geven getuigenis van zijne ontmoetingen. Na het eindigen van den Krimoorlog begaf hij zich naar Parijs, hetwelk hij beschreef in „Das neue Paris (1855)”, — „Paris und die Pariser (1855)”, — „Die Frauen des Kaiserreichs (1858; 7de druk 1872)” enz., vertrok vervolgens naar Spanje en Afrika en leverde den roman: „Rom und Sahara (1858; 4de druk, 1871)”.

Bij de verwikkelingen van Pruissen met Neuchâtel bezocht hij laatstgenoemd land en schreef: „Skizzenbuch aus Neuenburg und der Schweiz (1857)”. In 1859 vertoefde hij als correspondent in het Oostenrijksche hoofdkwartier en verzamelde zijne belangrijke berigten in zijn „Tagebuch vom Italienischen Kriegsschauplatz (1859)”. In 1860 lokte de veldtogt van Garibaldi hem naar Napels, en hij schreef daarover zijne „Freischaren und Royalisten (1860; 3de druk, 1867)” en trok vervolgens met het Pruissische leger in 1864 naar Sleeswijk en in 1866 naar Bohemen. Daardoor ontstonden de werken: „Vor den Düppeler Schansen (1864)” en „Tagebuch vom österreichischen Kriegsschauplatz (1866; 4de druk, 1867)”, Na dien tijd woonde hij weder te Parijs, schreef gedurende de wereldtentoonstelling van 1867 zijne „Pariser Photographien (1868)”, bevond zich in 1869 bij de opening van het Suéz-kanaal, volbragt eene reis door Egypte, beraamde onmogelijke kolonisatieplannen voor dat land en had naauwelijks de schetsen van zijne Nijlreis bijééngebragt in het boek: „Vom armen ägyptischen Mann. Mein Fellahleben (1871,2 dln)”, toen hij in den Duitsch-Franschen oorlog weder als correspondent der „Kölnische Zeitung” het tooneel van dien Moedigen strijd bezocht. zijn „Tagebuch vom französischen Kriegsschauplatz 1870—1871 (1871, 2 dln)” vond grooten bijval. Na 1871 vertrok hij weder naar Parijs. Inmiddels had hij ook nog eene reeks van populaire romans geschreven, zooals: „Die bleiche Gräfin (1862, 4de druk, 1871)”, — „Die Gräfin von der Nadel (1863; 6de druk 1877)”, — „Rouge et noir (1864; 3de druk, 1875)”, — „Um schnödes Geld (1872, 4 dln; 2de druk, 1877)”, — „Die Diamanten des Grafen d’Artois (1873, 2 dln)”, — „Sabel und Skapulier (1875, 3 dln)”, — „Des Herzens Golgotha (1873; 2de 1876)”, — „Im Bann der Nacht (1876) ’, — „Eine Gehörne (1876)”, — en „Schlag zwölf Uhr (2de druk; 1878, 2 dln)”.