Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Verhulst

betekenis & definitie

Onder dezen naam vermelden wij:

Rombout Verhulst, een verdienstelijk beeldhouwer, geboren volgens sommigen te Mechelen in 1624, volgens anderen te Breda in 1630. Volgens Terwesten heeft hij zich in Italië toegelegd op de studie der antieken, vestigde zich in Nederland en werd in 1668 hoofdman der Confrèrie-kamer te ’s Gravenhage. Van zijne hand heeft men onderscheidene fraaije praalgraven, zooals: die van admiraal de Ruyter in de Nieuwe Kerk te Amsterdam, die van admiraal M. H. Tromp in de Oude Kerk te Delft, die van de gebroeders Evertsen in de Oude Kerk te Middelburg, die van admiraal van Gent in den Dom te Utrecht, die van Meerman in de St. Pieterskerk te Leiden, die van burgemeester T. A. van der Werf in de St. Pancraskerk aldaar, — voorts een in de kerk te Katwijk-binnen, die van den heer en de vrouwe van Nienoort in de kerk te Midwolde, en een te Stedum. Wijders vermelden wij van zijne hand: het fronton van de Waag en van het Boterhuis te Leiden en het beeldhouwwerk aan de binnenzijde van de Zijlpoort, en de borstbeelden van Frederik Hendrik, Willem II en prinses Maria in het Mauritshuis te ’s Gravenhage, waar hij in 1696 overleed. Ook heeft hij in ivoor gebeiteld.

Johannes Josephus Herman Verhuist, een uitstekend Nederlandsch toonkunstenaar. Hij werd geboren te ’s Gravenhage den 19den Maart 1816, toonde reeds vroeg grooten aanleg voor de muziek en maakte wegens zijne schoone sopraanstem eerlang deel uit van het koor in de R. Katholieke kerk. In 1827 werd hij geplaatst op de Koninklijke muziekschool onder de directie van Lubeck. Met ijver legde hij zich toe op het vioolspel, doch daar zijn vader zich niet vereenigen kon met den wensch, zich geheel aan de muziek te wijden en naar eene plaats te dingen in de Koninklijke Hofkapél, was hij eerst op eene steendrukkerij en daarna in een muziekhandel werkzaam. Eindelijk liet de vader zich tot andere gedachten brengen, en de zoon werd geplaatst bij genoemde Hofkapél. Inmiddels wijdde hij zijne krachten aan de compositie. Zijn „O Salutaris” werd bekroond en eene ouverture in B mol droeg de goedkeuring weg van Mendelssohn, zoodat Verhukst in staat werd gesteld, zich voor zijne verdere vorming naar Leipzig te begeven.

Hij werd er directeur van „Euterpe”, componeerde eenige strijkquartetten enz. en keerde na verloop van vier jaar terug naar ’s Gravenhage, waar hij de ridderorde van den Nederlandschen Leeuw ontving, alsmede de benoeming tot directeur der Hofmuziek. Hij dirigeerde tevens de toonkunstconcerten te Rotterdam en leverde fraaije melodieën voor liederen van Wap en Broekhuysen en vooral van Heije. In 1845 volbragt hij eene reis naar Duitschland en Italië, en na den dood van koning Willem II ontving hij pensioen als directeur der Hofmuziek, waarna hij de concerten der maatschappij „Diligentia” bestuurde. Meermalen dirigeerde hij voorts met uitstekend gevolg groote muziekfeesten en zag zich door de Amsterdamsche Afdeeling der Maatschappij van Toonkunst tot muziekdirecteur benoemd, weshalve hij zich in 1846 derwaarts begaf. Hier staan ook de concerten van „Felix Meritis" en de Caeciliaconcerten onder zijne leiding, en hij componeerde er onderscheidene feestcantaten bij onthulling van standbeelden, op plegtige gedenkdagen enz. Eindelijk maakte hij zich verdienstelijk door het componéren van uitstekende kerkmuziek, die bij verschillende gelegenheden werden ten gehoore gebragt.

< >