Mechelen (Malines), eene stad in de Belgische provincie Antwerpen, in eene vruchtbare vlakte aan de Dyle en aan het kanaal van Leuven naar Antwerpen gelegen, is een centraalpunt van Belgische spoorwegen en bezit breede regelmatige straten, benevens aanzienlijke pleinen, van welke wij het groote plein vermelden met het gedenkteeken van Margaretha van Oostenrijk (van Tuerlinckx). Van de openbare gebouwen vermelden wij de grootsche hoofdkerk, gewijd aan St. Romuald, met een onvoltooiden toren ter hoogte van 98 Ned. el. en een altaarstuk van van Dijck, — de kerk van O. L. Vrouw uit de 16de eeuw, met „De vischvangst” van Rubens, — de St. Jans-kerk met schilderijen van Rubens, — het stadhuis, de Beijard genaamd (uit de 15de eeuw), — het aartsbisschoppelijk paleis, — en de Hallen (van 1340).
Mechelen is de zetel van een cardinaal-aartsbisschop en als zoodanig de kerkelijke hoofdstad van België, — voorts heeft men er 2 seminaria, een gymnasium, een botanischen tuin met het borstbeeld van Dodonaeus, een muséum van oudheden, eene schilderacadémie, onderscheidene geleerde genootschappen en bijna 40000 inwoners (1874). Tot de takken van nijverheid behooren er de vlas- en hennepspinnerij, het vervaardigen van wollen dekens en kant (point de Malines), alsmede van linnen, leder, tapijten, hoeden, stijfsel, naalden enz. Wijders heeft men er aanzienlijke bierbrouwerijen, eene kopersmelterij, groote werkplaatsen voor de staatsspoorwegen en eene geschutgieterij. De handel evenwel is er aanmerkelijk verminderd. — Mechelen (Malinae) kwam bij de deeling van het Frankische rijk tusschen Karel de Kale en Lodewijk de Duitscher aan Lotharingen, maar werd in 951 door Karel de Eenvoudige geschonken aan den bisschop van Luik. In 1336 werd deze stad door aankoop het eigendom der Hertogen van Brabant, in 1383 door huwelijk eene bezitting van Philippus van Bourgondië, en verviel in 1477 door het huwelijk van Maria met Maximiliaan aan het Huis van Oostenrijk. In 1490 werd Mechelen door keizer Frederik lIl tot een graafschap verheven en vormde de 17de der Nederlandsche provinciën. Na den afval der Zeven Provinciën voegde men haar weder bij Brabant, en men bestemde haar tot zetel voor het hoogste geregtshof in de Oostenrijksche Nederlanden. In 1572 had zij van Alva's bloeddorst veel te lijden.