Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Vaas

betekenis & definitie

Vaas, van het Latijnsche woord vas (vat), is in het algemeen de naam van een vat, waarin vloeistoffen bewaard kunnen worden, doch men geeft dien naam bij uitnemendheid aan de luchtdrooge of gebrande leemen vaten, welke in Midden- en Beneden-Italië, in Griekenland en op de Grieksche eilanden in vrij groote hoeveelheid opgegraven worden. Daar er in den aanvang der 18de eeuw inzonderheid in Etrurië (te Volei, Tarquinii enz.) gevonden werden, heeft men ze met den naam van Etruscische vazen bestempeld. Toen men er later eene menigte opdolf in de begraafplaatsen van Campanië (te Nola, Cumae, Paestum, Sant’ Agata dei Goti, Avella, Capua enz.), Apulië en Lucanië (Ruvo, Bari, Oeglie, Anzi, Armento, Canosa, Locri), alsmede in Sicilië, kwam men op het denkbeeld, dat zij van Griekschen oorsprong waren. Intusschen dacht men daarbij veeleer aan GrootGriekenland en Sicilië dan aan het Grieksche moederland.

Intusschen wijst de overeenkomst in vorm en stijl, in versieringen en opschriften, zelfs in de geringste bijzonderheden merkbaar, op een gemeenschappelijken oorsprong, en wél op Athene, waar men in begraafplaatsen eene groote menigte vazen gevonden heeft, welke op die uit Italië volkomen gelijken. Men onderscheidt drie groote groepen van vazen, namelijk vazen met lichtgelen grond en bruine figuren, — met rooden grond en zwarte figuren, — en met zwarten grond en roode figuren. De eerste en oudste groep is gesplitst in twee afdeelingen, ééne met lijn-ornamenten, zooals banden, ruiten, cirkels en eenvoudige planten vormen, zelden met gedaanten van menschen of dieren, — en eene andere met meer volkomene plantenvormen, menschen, dieren, fabelachtige monsters enz., welke van Syrisch-Phoenicischen invloed getuigen. Meer ontwikkeld zijn de vazen der tweede groep, wier gedrongene figuren aan den Archaeïschen stijl doen denken. De meeste ontwikkeling echter vindt men bij die der derde groep, welke zich onderscheidt door rijkdom van versiering. Naast die groote groepen heeft men ook nog kleinere, bijv. van vazen voor bepaalde oogmerken, van bonte vazen, van met goud versierde vazen enz. Voorts zijn er, die niet tot de voortbrengselen der Grieksche kunst behooren, maar namaaksels zijn van deze. Naast de Grieksche vazen, waarop men voorstellingen aantreft, welke betrekking hebben op de godsdienst en de Grieksche helden of tafereelen opleveren van het huiselijk leven, kinderspelen, handwerken, worstelingen enz., heeft men eene groep Apulische en Lucanische vazen met tooneelen uit de nog niet volkomen bekende doodendienst, welke beschouwd moeten worden als plaatselijke vervormingen der Grieksche kunst.

De vazen zijn grootendeels met opschriften voorzien ter verklaring der figuren en versieringen, vaak ook ter verheerlijking van een schoonen jongeling. Merkwaardig zijn voorts de naamteekens der vervaardigers. Beschilderde vazen vindt men nagenoeg uitsluitend in graven; men was gewoon den afgestorvene voorwerpen uit het dagelijksch leven mede te geven, alzoo ook vazen, welke opzettelijk voor dat oogmerk vervaardigd werden. De Grieksche vazen onderscheiden zich door eene uiterst fijne leemsoort, zoodat de namaaksels veel zwaarder zijn. Bij de vazen met roode figuren is de roode grond voor deze uitgespaard en het overige met zwarte verf bestreken; doch de binnenlijnen zijn met het penseel aangebragt. Bij de vazen met zwarte figuren zijn de omtrekken er met eene scherpe punt ingekrast, de oppervlakte der figuren met zwarte verf bedekt, en dan weder de Iijnen voor de spieren, het gewaad enz. met eene scherpe punt ingegraveerd.

Op de Grieksche vazen van den gestrengen en van den daarop volgenden fraaijen stijl ziet men eene ongemeene keurigheid van teekening en een groot overleg in het verdeelen der ruimte. Wegens de groote verscheidenheid van tafereelen zijn zij eene onuitputtelijke bron voor de kennis van de godsdienst en van het maatschappelijk leven der Grieken; ook vindt men daarop nabootsingen van beroemde gewrochten der oudGrieksche kunst. Niet te verwonderen is het, dat er vele namaaksels dier vazen bestaan, doch deze zijn gemakkelijk te kennen aan de veel geringere correctheid en zuiverheid van teekening, aan de matte of al te harde kleur, aan het gewigt en dikwijls ook reeds aan den vorm. Groote verzamelingen van zoodanige vazen heeft men te Napels, Londen, Parijs, Petersburg, Athene, Weenen, Leiden enz. Over dit onderwerp verscheen in 1877 het merkwaardig boek: „Die griechischen vazen in ihrem Formenund Dekorationssystem” met 44 platen, uitgegeven door Lau met eene inleiding van Brunn en een tekst van Krell.