Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Tulp

betekenis & definitie

Tulp (Tulipa L.) is de naam van een plantengeslacht uit de familie der Lelieachtigen (Liliaeeën). Het onderscheidt zich door een zesbladig bloemdek en door de afwezigheid van honignapjes; het heeft 6 meeldraden, geen stijl, een 3-deeligen stempel, eene driehoekige zaaddoos en platte zaden. De soorten hebben eigenaardige bollen. Die der gewone tulp is in den regel omhuld door bruine, glanzige vliezen, en daarin vindt men bij bollen, die voor ontwikkeling vatbaar zijn, het stompje van den laatsten stengel.

Aan den verschen bol zijn de wortelvezels in een halven cirkel vastgehecht. Aan de bollen van sommige tulpen vindt men uitloopers, die wederom bollen leveren. T. Gesneriana L. is de gewone tulp. Haar bol is omgeven door onbehaarde schubben, de stengel desgelijks onbehaard, bewasemd en veelbladig. De bladeren zijn lancetvormig-eirond en zeegroen. Het aantal verscheidenheden dezer soort is verbazend groot Het vaderland der tulp is klein-Azië.

In 1599 bragt Gesner haar te Augsburg, en men betaalde in die dagen een fraaijen bol met duizende gulden. Vooral in Nederland werden later voor tulpen fabelachtige prijzen besteed (zie Bloemenhandel). De schoonste verscheidenheden worden van zaad gewonnen. In het najaar legt men de bollen in den grond en men bedekt ze gedurende den winter. Nadat de bloeitijd is voorbijgegaan, neemt men de bollen uit de bedden en bewaart men ze op eene drooge plaats. Eene fraaije verscheidenheid is de Duc van Toll (T. suaveolens), waarvan wij hierbij eene afbeelding geven in a op ⅖de der natuurlijke grootte, alsmede van meeldraden en stamper in b in natuurlijke grootte.