tulp
1) (1988) (inf.) vrouwelijk geslachtsdeel. • En als ik ‘s avonds in de kroeg zat en haar wel eens zag binnenlopen met een of andere hoerenloper, dacht ik trots: Dat is mijn vriendin. Die gozer moet er voor betalen en ik lig straks lekker gratis en voor niks op die tulp. (Jan Cremer e.a.: De liefdes van Jan Cremer. 1988) 2) (18e ee...