Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Tonkaboon

betekenis & definitie

Tonkaboon (De) is eene vrucht van een boom uit het geslacht Dipteryx, tot de groep der Caesalpinieën behoorende. De 3 tot 5 kelkbladen zijn tot eene bolvormige buis zamengegroeid; daarvan zijn 1 tot 3 zeer klein en de beide bovenste groot en vleugelvormig. De 5 bloembladen vormen eene vlinderbloem, en de 8 tot 10 meeldraden zijn éénbroederig. De stamper is regt, de peul eivormig, dik en eenigzins zamengedrukt, tweekleppig, éénhokkig en éénzadig.

De zaden zijn langwerpig, zamengedrukt, hangend en van kiem wit verstoken, de kiem is regt en de zaadlobben zijn dik. De weinige soorten van dit geslacht zijn boomen met even-gevinde, lederachtige blaadjes, terwijl de bloemen in pluimen zijn geplaatst.

Dipteryx odorata W., de welriekende tonkaboonenboom, wordt 20—26 Ned. el hoog en de stam erlangt eene middellijn van ééne Ned. el. De bast is grijsachtig wit en glad en de bladspil 3 Ned. palm lang, aan weerszijden gevleugeld en met eene lancetvormige spits voorzien. De vinblaadjes, doorgaans ten getale van 6, zijn bij afwisseling geplaatst, kort gesteeld, langwerpig rond en gaafrandig.

De groote kelkvleugels zijn roodachtig, de bloemen paars, de peulen geelachtig en de zaden roodachtig of donker bruin. Deze laatste, de tonkaboonen, bevatten in de zaadlobben eene kristalliseerbare, kamferachtige olie, de coemarine, eene vette olie en zetmeel. Deze boomen zijn specerijachtig van geur en hebben een bitteren smaak.

Men gebruikt ze om geur aan de snuif te geven, alsmede tot een zweetdrijvend middel. Terwijl laatstgenoemde boomen vooral in Guayana groeijen, heeft men in Brazilië eene dergelijke soort, namelijk D. pteropus Mart., waarvan wij een blad en een gedeelte van de bloempluim in nevensgaande figuur hebben voorgesteld op ⅓ der natuurlijke grootte.

< >