Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Tandpijn

betekenis & definitie

Tandpijn (odontalgie), eene pijn, welke naar gelang der oorzaak min of meer hevig kan zijn, heeft haar zetel in de zenuwen der tanden en tevens naar gelang der sympathisch aangedane zenuwen eene zeer verschillende uitgestrektheid. Men onderscheidt in het algemeen twee soorten van tandpijn, namelijk idiopathische, welke haren zetel heeft in den tand zelven, en sympathische, welke afhankelijk is van min of meer verwijderde deelen. De meest algemeene oorzaak van eerstgenoemde tandpijn is het blootliggen der zenuwen van aangetaste of holle tanden; deze soort van tandpijn is veelal hevig en vermeerdert bij het aanwenden van zeer koude of zeer warme middelen. Is het bederf van den tand gering, dan moet hij geplombeerd, en is het reeds aanmerkelijk voortgeschreden, dan moet hij uitgetrokken worden.

Voorts kan men zijne toevlugt nemen tot zenuwverdoovende middelen en een watje met chloroforme, morphium, opium enz. in de holte steken, of ook de aangedane zenuw vernietigen met arsenik of met eene gloeijende naald. Doch het zekerste middel is steeds het verwijderen van den tand. Bij rheumatische tandpijn bepaalt zich de pijn niet tot eene enkele plaats, maar openbaart zich bij verschillende, ook bij gezonde tanden. Vestigt zich nu de pijn in één tand, dan wordt de kwaal ontstekingachtig van aard; het tandvleesch en de wang worden dik, en er ontstaat wel eens een abscès in de mondholte, na welks doorbreken de pijn langzamerhand verdwijnt. In zoodanig geval dient men door het gebruik van zweetdrijvende middelen en voetbaden met zout en mosterd de onderdrukte functiën te herstellen, terwijl men doorgaans de pijn kan verzachten door middel van zuurdeegpap op den arm, door Spaansche vliegenpleisters achter de ooren of in den nek en door bloedzuigers in of bij den mond. Hierbij komt geen uittrekken van tanden te pas, omdat het kwaad zich daarop ligtelijk verplaatst naar edeler deelen, bijv. naar de ooren. Van anderen aard is de tandpijn, welke voortkomt uit verouderde jicht; deze wil veelal zelfs voor de krachtigste plaatselijke middelen niet wijken. Tot verzachting worden cicuta- en hyoscyamus-pleisters, cataplasmata, voetbaden, bloedzuigers, inwrijving van het tandvleesch met opium, adstringérende mondspoelingen enz. aangewend.

Ontstekingachtige tandpijn ontstaat door eene ontsteking van het tandwortelvlies of van de tandkiem en heeft gewoonlijk plaats bij aangestoken tanden. Ontsteking van het tandwortelvlies (periodontitis) openbaart zich in eene aanvankelijk doffe, vervolgens levendige, kloppende pijn. Bij de geringste aanraking is de aangedane tand zeer gevoelig en het komt den lijder voor, dat die tand langer is dan de overige. Het tandvleesch wordt rood en zwelt op, en ook de wang wordt dik, waarna de pijn gewoonlijk vermindert. Bij ontsteking van de tandkiem (endodontitis) heeft men aanvankelijk stekende pijnen, die eerst nu en dan wijken, maar later aanhouden en niet zelden gepaard gaan met koorts. De ontsteking der tandvliezen gaat veelal over in ettering, en deze verdwijnt doorgaans binnen eene week zonder schadelijke gevolgen; er kunnen echter ook tandfistels of been-eters in de tandkassen ontstaan , wanneer men deze ziekte verwaarloost.

Intusschen kan men bij endodontitis, zoodra de ontsteking tot verettering is overgegaan, de vernietiging van den tand door beenbederf zelden verhoeden. Bij de behandeling dient men de oorzaak der ontsteking op te sporen en zoo mogelijk weg te nemen. — De zenuwtandpijn wordt gewoonlijk veroorzaakt door een ziekelijken toestand van het geheele zenuwstelsel en heeft dit eigenaardig kenmerk, dat men er geene zwelling en geene roodheid der naburige deelen bij opmerkt, en dat zij nooit aanleiding geeft tot tandvleesch-abscessen. Idiopathisch-nerveuse tandpijn openbaart zich in vlugtige, hevige, na onbepaalde tusschenpoozen terugkeerende steken in de aangedane tanden; zij vindt noch bij koude baat, noch bij warmte. De sympathisch-nerveuse kiespijn wordt voortgebragt door verwijderde organen, vooral door het darmkanaal en de geslachtsdeelen, zoodat men spreekt van gastrische en van hystérische tandpijn. Zenuwtandpijn is voorts niet zelden een eerste verschijnsel van eene ontstekingachtige aandoening van de kaakzenuwen (neuralgie van den trigeminus). Ook hierbij is het uittrekken van tanden eene nutteiooze zaak.

< >