Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Stuurman

betekenis & definitie

Stuurman noemt men dengene, die belast is met de een taak schip over zee te brengen naar de plaats zijner bestemming. Op de Nederlandsche koopvaardijvloot heeft men geëxamineerde en niet geëxamineerde stuurlieden. De eersten zijn in het bezit van een diploma, vóór 1878 afgegeven door gemeentelijke examencommissiën en na dien tijd door eene rijkscommissie, ingesteld naar aanleiding van het Koninklijk Besluit van 17 Februarij 1879.

Deze commissie houdt ieder jaar eenige malen zitting, en wèl op verschillende, plaatsen, ter afneming van examen. De adspirant-stuurlieden moeten zich bij haren voorzitter aanmelden met overlegging der geboorte-acte en der opgave van tegenwoordige woonplaats. Zij moeten den 18-jarigen leeftijd bereikt hebben en eene verklaring inleveren, dat zij voldoende gezigtsscherpte en kleurenonderscheidingsvermogen bezitten. Het examen kan een diploma geven voor derde-, tweede- of eerste-stuurman voor de groote vaart en van tweede- of eerste-stuurman voor de kleine vaart. Wie den rang wenscht te verkrijgen van derde-stuurman voor de groote vaart, moet bewijzen, dat hij minstens tweehonderd dagen buiten de Nederlandsche zeehavens heeft gevaren, — van tweede-stuurman voor die vaart, dat hij minstens één jaar als derde-stuurman of in hoogeren rang dienst heeft gedaan, — en voor eerste-stuurman voor de groote of kleine vaart, dat hij gedurende minstens anderhalf jaar in dienst is geweest als eerste- of tweede-stuurman op die vaart, waarvoor het diploma verlangd wordt, — eindelijk voor dien van tweede-stuurman voor de kleine vaart, dat hij gedurende minstens twee jaren buiten Nederlandsche zeehavens heeft gevaren. Als bewijzen worden aangenomen de stukken, afgegeven door ambtenaren, met de aan- en afmonstering belast. Het moet voorts blijken, dat de helft van den boven voorgeschreven diensttijd aan boord van een zeilschip is volbragt. Kennis van het stoomwerktuig en van het manoevréren van stoomschepen is daarbij facultatief gesteld.

Het examengeld bedraagt, naarmate van den rang, 5 of 10 gulden. De adspiranten moeten hunne eigene zeevaartkundige tafels medebrengen. De wetenschappelijke zeeman, die als stuurman berekend is voor zijne taak, moet theoretisch en practisch goed ontwikkeld zijn. Men vraagt van hem de kennis van de beginselen der stel-, meet- en sterrekunde, voorzoover deze noodig zijn tot het aanleeren der verschillende methoden tot lengte-, breedte- en tijdsbepaling op zee en ter berekening van de afwijkingen der magneetnaald, — voorts van de koers- en verheidrekening tot opmaking van het gegist bestek, — van de zeekaarten met het kaartpassen en bestekzetten, — van het grootcirkel-zeilen, van de heerschende winden en stroomen, — van de seinen enz. Wijders dient hij ervaren te zijn in de behandeling van sommige instrumenten, zooals het peil- en azimuth-kompas, de spiegelinstrumenten, den artificiélen horizon, den diepzeekoker, — en in de waarneming van den barometer, den thermometer en den hygrometer.

Van practischen aard zijn daarentegen de kennis van schip en tuig, van het manoevréren onder verschillende omstandigheden, van vuren, lichten en landmerken, terwijl hij tevens op de hoogte moet wezen der wetten en verordeningen, die op schip, lading en manschap betrekking hebben. Eindelijk is kennis van vreemde talen, vooral van het Engelsch, voor den stuurman van groot belang. Daar het behoud van een schip en van menschenlevens in vele gevallen afhangt van de bekwaamheid van den stuurman, wordt er meer en meer op aangedrongen, dat het thans verordende examen verpligt moge gesteld worden voor allen, die als zoodanig in dienst willen treden, — ’t welk echter moeijelijk kan geëischt worden, zoo het zeevaartkundig onderwijs in ons Vaderland niet aanmerkelijk wordt uitgebreid en verbeterd.

< >